dinsdag 5 april 2011

Dali: Invalspoort tot westelijk Yunnan

Onze reis naar en van de NuJiang valley ging over Dali.  De nieuwe stad (Dali Stad) heet nu Xiaguan.  Hier vind je een modern vliegveld, treinstation, en station(s) voor lange afstandsbusdiensten.  Er is –geloof ik- nog geen MacDonald’s maar wel een Walmart winkel.  Vanuit de Xiaguan binnenstad kun je voor 15 Eurocent met de stadsbus (half-uur rit) naar het oude Dali: een aardig stadje met een oude (meest gerestaureerde) muur.  Het is een Chinese toeristenattraktie, dus je vindt er aardige winkeltjes en Europees-aandoende cafés.   De meeste winkels zijn natuurlijk souvenirshops.  Je kunt er kalebasfluiten en marmer-“schilderijen” vinden en je kunt pizza en tortillas eten.
Dali heeft (tenminste) twee kerkgebouwen.  De protestantse kerk staat aan de noord-zuid lopende hoodstraat, ten zuiden van het centrum.  Er staat een eenvoudig winkeltje naast waar Bijbels en wat Christelijke lektuur verkocht worden.  Het kerkgebouw was open toen wij er waren, en in de zaal vonden we een interessant schilderij: Jezus’ terugkomst boven de grote muur van China!
Het rijk versierde R.K. kerkgebouw is moelijker te vinden.  Het staat aan een noord-zuid lopende steeg, net ten zuidoosten van het centrum.  Het is ook de moeite om het hekwerk te bekijken (als de grote poort gelsoten is).

Thuis in Liuku

Doordat we zaterdagavond met “andere buitenlanders” doorbrachten, mistten we de kerkdienst.  Bij navraag bleek dat de zondagdiensten pas in de namiddag begonnen.
Daarom besloten we om zondagochtend de bus naar Liuku te nemen zodat we daar een kerkdienst konden bijwonen.  Op zaterdag boekten we de bus, omdat we bang waren voor grote drukte, net na de feestdagen.  Zondagochtend vroeg rekenden we af bij de hotelbalie zodat we de vroege bus konden halen.  Het viel mee met de reisdrukte: we gingen in een minibusje, en de straat stond nog vol met wachtende taxibusjes.  Die busjes hebben achter de voorruit bordjes met de karakters voor de bestemmingen: Liuku, Gongshan, of zelfs Baoshan of Bingzhongluo.  De taxibusjes pikken onderweg ook passagiers op (soms met levende kippen of eenden van de markt of grote draagmanden) en kunnen zo zelfs konkurreren met de (toch al lage) bustarieven.
Onze chauffeur en een oudere vrouw die naast hem zat konden niet lang zonder roken.  De voorraampjes stonden dus open, zodat het tijdens de vier uren durende tocht achterin vrij koud was.
We kwamen dus aan rond het middaguur.  Ik was blij dat het eindpunt bij het grotere (lange afstand) busstation (aan de oostkant van de rivier) was, want ik wist van een aardig hotelletje dichtbij.  Daar konden we kiezen uit een goedkope kamer voor drie Euro of een standaardkamer voor zes Euro.  Omdat we een privé-badkamer belangrijk vonden kozen we maar voor de “duurdere” kamers.  Na inboeken en opfrissen gingen we even naar de nep-McDonald’s voor lunch.  Daarna gingen we op zoek naar de plaatselijke kerk.
De meeste motorfiets-taxichauffeurs zijn Lisu mannen, en die weten waar de kerk is.  We waren er al snel; het was net voorbij de meest noordelijke (voet)brug, tegen de bergwand aan.
Kerk en (christelijke) school en internaat liggen aan een binnenplein, afgesloten door een poort.  Toen we aankwamen stond de gemeente op het plein thee te drinken.  We werden verwelkomd, en na korte tijd gingen we de kerkzaal in voor de dienst.  Ook hier zaten mannen en vrouwen gescheiden, maar achterin stonden een paar banken langs de volle breedte; hier was de scheiding weggenomen.  Hier zaten de moeders met kleine kinderen, en nu dus ook de buitenlanders...  De dienst was uiteraard in de Lisu taal, dus we begrepen maar heel weinig van wat er gezegd werd.  Maar het zingen was heel mooi, en we konden toch ook samen de “gemeenschap der heiligen” ervaren.  Ik vraag me trouwens wel eens af of het evangelie ook toegankelijk is voor de andere (meest “Han”) Chinezen...
Na de dienst was er weer thee drinken, en toen werden we –na een gesprek met een kerkleider- uitgenodigd om het Avondmaal mee te vieren.  We waren Thuis... in de Familie van de Heer!

dinsdag 15 maart 2011

De Grand Canyon van China

Als je de Nujiang (“Razende Rivier”) Vallei naaar het noorden volgt, begint deze steeds meer op een nauwe rotskloof te lijken.  Vanaf Liuku naar Fugong en verder naar Gongshan is er meestal nog wel ruimte voor de weg en verspreide dorpjes.  Maar er gaan ook busjes nog verder naar het noorden, tot BingZhongLuo.  Helaas is het ons niet gelukt om dit gebied te bezoeken en te verkennen.  Toch wil ik graag wat verdere informatie geven voor lezertjes die luie-stoel-reizigers of werelddstappers zijn.
Gongshan is nog een aardig plaatsje.  In deze regio vind je ook een heel bijzonder natuurpark waar aapjes en azaleas leven in een klimaatgebied waar je ze niet zou verwachten: je vindt subtropisch en apine vegetaties dicht bij elkaar.  Verder is de traditionele muziek van Gongshan een van de plaatselijke toeristische attrakties.  Drie jaar geleden kochten we (in Lijiang) een dvd met Gongshan volksmuziek.  Toen onze Chinese vrienden de muziek hoorden, zeiden ze verbaasd, “Maar dat is Christelijke muziek!”  Nu vinden we dat niet zo vreemd meer.
We hadden graag naar Binzhongluo gewild, vooral nadat we de film “Delamu” gezien hadden.  Deze film over de “thee route” van Yunnan naar Tibet is in 2006 uitgegeven en heeft ook Nederlandse ondertitels.  In het begin van de fim vertelt de protestantse predikant van BingZhongLuo over zijn verleden (gevangenschap tijdens de Culturele Revolutie) en legt uit hoe de tijden nu veranderd zijn.  Vervolgens zien we in deze film invloed van Katholieke zending en –hogerop- Tibetaans Boeddhisme.
Ten westen van Gongshan (en Bingzhongluo) ligt het dal van dde Dulong (zij)rivier.  Dit is ook een gebied dat groeiende toeristische belangstelling kent.  Veel mensen wonen in hutten, en sommige oudere vrouwen hebben getatoeerde gezichten.  Er word gezegd dat in het verleden vijandige stammen wel eens kwamen om jonge vrouwen te roven.  De tatoering moest de vrouwen dus onaantrekkelijk maken.
Gongshan:          270 54” 30” Noord; 980 52’ Oost
Bingzhongluo:   280 01’ Noord; 980 37’ 20” Oost

vrijdag 11 maart 2011

Zegen voor China

In Fugong en andere plaatsen werken mensen voor  de organisatie “Bless China International”.  Buitenlandse Christenen mogen niet evangeliseren in het land, en ze mogen niet onderwijzen in de geregistreerde kerk.  Ik weet wel dat sommigen (Werner Burklin in het boek “Jesus never left China”) it ontkennen, maar het buitenlanders alleen mogen preken in (geregistreerde) Chinese kerken met toestemming van het regionale overheidsapparaat, en normaal wordt dat niet toegestaan omdat dat tegen het onafhankelijkheidsprincipe gaat.  De overheid wil echter wel buitenlandse hulp hebben in ontwikkelingswerk, en in Yunnan is dat ook te merken.  Als je in de hoodstad Kunming komt, raad ik aan om het centrum “Hearts and Hands” (http://www.heartsandhandschina.com/) te bezoeken.  Hier vind je een winkel met produkten van en boeken over het ontwikkelingswerk.  In de “Wicker Basket” kun je westerse snacks vinden en kontakt maken met “werkers in het veld”.  
We spraken met enkele werkers in Fugong.  Er is gewerkt aan ekonomische projekten (geiten fokken, konijnen, komposttoiletten, ervaring opddoen met naaimachines, enz.), en op velerlei medisch terrein.  Toen wij er wwaren hoopten ze door een edukatief programma voor medische werkers de geboortesterfte te beperken.  Ze waren bezorgd over nieuwe wetten die de hoge bergbewoners dwongen om naar een ziekenhuis in het dal te gaan voor de bevalling (anders zouden de pasgeborenen geen staatsburgerschap kunnen krijgen).  Ook waren ze bezorgd omdat de overheid kleine scholen sluit in kleine dorpen zodat de Christelijke gezinnen hun kleine kinderen naar internaatsscholen moeten sturen, waar geen Christelijk onderwijs / opvoeding is voor hen.
Niet alles is triest.  De overheid respekteert het goede werk dat gedaan wordt, er er zijn allerlei boeiende plannen, zoals het opstarten van een gasthuis ten noorden van Fugong.  Dit projekt zou dan toerisme kunnen bevorderen, kontakten met buitenlandse toeristen verbeteren, en hulpbehoevende Lisu aan zinvol werk kunnen helpen.  Als je een dag of twee in Fugong verblijft zul je vast wel een van de “wai guo ren” (Vreemdelingen) aan treffen, en iedereen kent iedereen.  Deze kleine gemeenschap komt vaak samen op zaterdagmiddag om het werk te evalueren, ter bemoediging en voor gezang en gebed. 
Het is te hopen dat deze ruimte blijft bestaan, dat God door deze aktiviteiten ook zijn kerk wil bouwen en bewaren en de gemeenschap wil zegenen, en dat in de komende tijden vol verandering de Christenen sterk mogen blijven (of worden) in hun geloof.

woensdag 2 maart 2011

Jezus in de Bergen

Fugong is niet groot, en dichtbij het busstation zijn verschillende hotels met redelijke prijzen.  Voor tien Euro krijg je al een aardige tweepersoons kamer.  Bij een hotel tegenover het station hoorden we guitaarmuziek en zingen.  Ik herkende de melodie niet direkt, maar ik wist gelijk dat het Christelijke muziek was.  Ik stapte dus naar binnen en vond drie jongelui die achter de balie aan het oefenen waren.  Ze waren inderdaad Christenen, en ze vertelden me graag over de kerkdiensten: zaterdagavond en zondagmiddag.   Door onze bezoek-plannen met Christen-vrienden bleek het helaas onmogelijk deze kerkdiensten te bezoeken.  Het moet niet al te moeilijk zijn om een (Chinese) kerk te vinden in Fugong. 
Volgens Kim-Kwong Chang (hoofdstuk 1 in “Evangelical Christianity and Democracy in China” (redaktie: David H. Lumsdaine; publikatie van Oxford University Press, 2009) is ruim 90% van de Fugong bevolking van de Lisu minderheidsgroep.  In 1997 zei 70% van de plaatselijke bevolking Christen te zijn.  “Ondanks de politieke beperkingen die er bestaan voor het Christendom, is het Christelijk geloof (in aantal) gegroeid onder de Lisu bevolking.”  Fugong is dan ook de gemeenschap met hoogste percentage Christenen in China!  
In de westerse wereld hoor je (althans in de akademische wereld!) vaak alleen maar over de slechte invloed van de Christelijke zending.  Ze zouden de oude kultuur verwoesten en de mensen alleen maar afhankelijk maken.  Nu zijn er natuurlijk best voorbeelden te vinden waar zendelingen het verschil niet onderkenden tussen de leer van Jezus en de westerse traditie.  Toch zijn er ook veel voorbeelden van de positieve sociaal-kulturele invloed die kwam met het aannemen van het Christelijk geloof.  (Het verhaal van Bruchko is nog altijd mijn favoriet!)  Blijkbaar waren de zendelingen in Lisu land van streng puriteinse overtuiging, want ze stelden een aantal praktische leefregels op die wel de “Tien Lisu geboden” genoemd worden.  Daardoor werden er allerlei onekonomische en zelfs kultuurverwoestende gewoontes afgeschaft zoals: dure afgodsoffers, kostbare bruidsschatten, drankmisbruik en rookverslaving.  Het bleek al snel dat families en dorpen die Christenen werden de armoede konden ontvluchten.  “Hoewel het de zendelingen er vooral om te doen was om de Lisu te verlossen door geloof in Christus, brachten hun leringen zonder meer ook ekonomisch grote voordelen.”  Het gevaar bestaat nu uiteraard dat de (goed-bedoelde) geboden die eerst bevrijdend werkten, nu juist een nieuw wettcisme in de hand kunnen werken.    Zo hoorden we dat in sommige (huidige) Lisu kerken “bloemen plukken op zondag” werd beschouwd als een ernstige zonde tegen God en zijn gebod!
Laten we de Heer vragen om zijn gemeenten hier te versterken.  Vraag of de Heer dat door goede prediking, trouwe leiders -en uiteraard- door een krachtig werken van Zijn Geest, zijn Kerk hier mag groeien in een waar geloof.  Een van de zorgen voor de kerk van vandaag is dat de overheid veel kleine dorpsscholen wil sluiten zodat jonge kinderen het huis uit moeten.  Dit zal het moeilijker maken voor de ouders om hun kinderen op te voeden in de kennis van hun Goede Herder.

dinsdag 1 maart 2011

Bergafwaarts

Voor Oudjaarsavond waren we door Bo Hua uitgenodigd om met zijn gezin en famile het diner mee te maken.  Li YuMei (zijn vrouw) was met verschillende vrouwelijke gasten de hele dag druk geweest met de voorbereidingen.  Twee grote tafels stonden later dan ook vol met feestelijke gerechten, zoals varkensvet, eendesnavels, kroepoek, vis, tofu, meer gevolgelte en groenteschotels. 
We hadden gehoopt om Nieuwjaarsdag het dal weer in te gaan om dan noordelijk te reizen, misschien zelfs tot BingZhongLuo.  Er waren echter twee problemen.  Bo Hua (de herbergier) bleef volhouden dat alle verkeer voor twee dagen plat zou liggen.  Bovendien ik het nieuwe jaar met heftige diarrhee, waardoor ik toch het liefst in de buurt van de w.c. zou blijven. 
Inderdaad ligt op Niewjaarsdag (en de volgende dag) de hele Chinese economie zo’n beetje stil.  Voorafgaand aan deze stilte is de tijd voor de jaarlijkse massale volksverhuizing.  In de week vóór Oud & Nieuw moeten opeens 80 miljoen Chinezen opeens naar de ouders, familie en/of geboorteplaats.
Het was eigenlijk heel gezellig in het dorp.  Het was zelfs druk in de hoodstraat.   En op het plein bij de school en pagoda was er ook van alles te beleven: basketballen, boogschieten (met traditionele Lisu bogen), en schommelen op een grote schommel, gemaakt van boomstammetjes en lianen.  Mensen gaven elkaar sinaaasappels of zonnebloempitten, en iedereen was vrolijk en blij.  Er waren eigenlijk vrij veel auto’s in het dorp, meest van familieleden die er met de feestdagen waren.  Ook kwamen er verschillende keren busjes met toeristen aan.  Die wandelden dan met grote, dure kameras door de dorpsstraat, maar na een half uurtje zakten ze altijd weer af naar het dal.  Sommigen vonden het maar vreemd om in dit afgelegen dorp westerlingen aan te treffen. 
Aan het eind van de dag hebben we heel eigenwijs de koffers ingepakt.  Ik had sterk het idee dat God voor ons iets geregeld had, zodat we de volgende ochtend toch de berg af konden.  Inderdaad hoorde ik bij het klaren van de dag (dat is vrij laat omdat heel China dezelfde tijdzone kent) de klaxon van een vrachtauto, en uit ervaring wist ik wat dat betekende.  “Opschieten!  Aankleden en klaar maken, want we gaan zo meteen vertrekken!”
Ik heb dus snel met Bo Hua afgerekend, de familie hartelijk gegroet, en de rit geregeld.  Voor twee-en-een-halve Euro per persoon konden we meerijden naar het stadje Fugong: een rit van ruim anderhalf uur. Gelukkig was mijn darmgestel zodanig tot rust gekomen dat ik deze reis dan ook kon maken.
De bergen zijn fantastisch, en we zijn er graag.  Maar na een kleine week zijn we toch altijd weer blij om het warmere dal met luxere hotels weer op te zoeken.  (Dat ons hotel in Fugong geen kamers met westers toilet had viel nauwelijks op als een serieus ongemak.)  Dus, het was bijna twaalf uur toen we –(ongeveer tegelijker tijd met de zon) aankwamen in Fugong. Aah! Heerlijke warmte; stralende zon!

woensdag 23 februari 2011

Mannen met Mooie Voeten...

Tijdens ons verblijf in de NuJiang Vallei spraken we met verschillende evangelisten en predikanten.  Ik vroeg wat her verschil was.  Blijkbaar heeft het niet zoveel te maken met opleiding of ervaring, maar met persoonlijke kontakten.  Wellicht helpt het om goeie vriendjes in de regionale overheid te hebben; dan kun je gepromoveerd worden.  Predikanten zijn er niet zo veel; zij krijgen een vast salaris.  De erkende evangelisten krijgen ongeveer 70 Euro per maand; de anderen een jaarlijkse uitkering van 100 Euro.  Uiteraard kun je wel met heel wat minder rond komen, maar er zijn natuurlijk altijd zaken die geld kosten, zoals kleren, schoenen, en bril.  De meeste evangelisten dienen een aantal kerken, soms wel een stuk of tien.  Het bezoeken van die kerken gebeurt meestal te voet. Deze (jonge) mannen zijn dus heel bekend met alle bergpaadjes en ze lopen snel!  Een tocht waar wij drie dagen over zouden doen, doen zij in een dag.  Dan hoeven ze ook geen tent of slaapzak mee te sjouwen!  Ook al schijnen er onder de evangelisten ook wel “schijn”heiligen te zijn, ik heb waardering voor de mannen die wij spraken.  Ook al hebben ze een redelijke opleiding genoten, ze verhuizen niet naar de steden in het dal om “rijk” te worden.  Ze werken hard voor het Koninkrijk, en zonder deze mannen “met de mooie voeten” zou de kerk er niet zo goed voor staan.

vrijdag 18 februari 2011

Zalig Uiteinde

Oudjaarsavond in februari.  Er zou een kerkdienst zijn- om 8 uur.  Als goed opgevoede burgers kwamen we dus om vijf voor achten aan bij het kerkgebouw.  Maar alles was donker.  We bleven dus staan op de stoep, aan de rand van de afgrond.  In het diepe dal en aan de overkant van het zijdal zagen we regelmatig het licht van vuurpijlen in de donkere nacht.  Want hier, hoog in de bergen kan het echt donker zijn- iets wat je als stadsbewoner eigenlijk zelden meer ziet.  God’s belofte aan Abraham krijgt weer gestalte als je de melkweg ziet in volle glorie!
Om acht uur hoorden we gerommel bij de kerkdeur.  Lichten gingen aan en de deur stond nu open.  Er zou toch nog een kerkdienst zijn!  De koster groette ons kort, terwijl ons met hamer in de hand voorbij liep.  Bij de schuur (lees: vergaderzaal) hing een kerkklok in de vorm van een bodemloze gascylinder. Metaalachtig galmde de klok door het dal.  Het duurde niet lang voordat we lichtjes zagen aankomen, vooral uit de dorpsstraat, maar ook van linksonder uit het dal en rechtsboven van de berg.
Ernstig, doelbewust, liep men de kerkzaal in.  De mannen in donkere keldij, de vrouwen meest in bonte kleuren.  De mannen keerden links, de vrouwen –meest met hoed of pet- naar rechts.  En op het laatst- een hond die in het middenpad bleef staan.  Inmiddels was de voorzang al begonnen: een oudere man bij het middenpad gaf het liedboek nummer en vier verschillende tonen.  En toen hoorden we weer het volks-melodisch vierstemming gezang van de Nujiang Vallei.
Na een aantal gezangen ging een evangelist naar voren om het Woord te verkondigen- in de Lisu taal.  De hond was er nog, ook al had de eigenaar geprobeerd hem er uit te jagen.  Ik geen –heel solidair een bank naar achteren om naast het beest te zitten en drukte zijn achterste neer zodat hij braaf ging zitten.  We begrepen beiden niet veel van de boodschap, maar we zochten toevlucht tot de Heer die altijd aanwezig waar twee of drie zijn vergaderd in Zijn Naam.
Na een kwartiertje kwam de hond overeind; wellicht was de vloer te koud.  Het drentelde wat rond, maar toen het kwispelend zijn baas had gevonden moest die de kerk uit om het dier thuis te brengen.  Eigenlijk was het een wonder dat het zo lang had kunnen blijven; veel Christenen in de vallei beschouwen het kerkgebouw als heilige grond en dat past niet voor een gewone hond.  Bovendien staat er voor op het gebouw dat God houdt van de mensheid.  Volgens mij zegt de grontekst dat God Zijn schepping lief heeft.  Daarom maakte Hij een verbond met alle schepselen, en heel de geschapen natuur ziet uit naar de dag der Verlossing van de macht der boze.  God wil Zijn schepping herstellen tot volle glorie van de Schepper!  Als de Nujiang christenen dat beter zouden inzien zou er wellicht minder vuilnis gestort worden in de Razende Rivier!

dinsdag 15 februari 2011

Lint van Smaragd

“Bijiang” betekent “Smaragd-groene rivier”.
Als je het dorp binnenkomt kun je inderdaad de “Razende Rivier” als een groen lint diep in het dal zien liggen.  Het dorp ligt namelijk duizend meters hoger dan het rivierbed.  Drie jaren geleden kostte het bijna een uur voor een vrachtwagen om de bergweg op te ploeteren- als het tenimste niet door puinlawines was versperd.  Nu durven zelfs motorfietstaxis de tocht aan; ze doen het in amper twintig minuten.  Onderweg naar boven van PiHe kom je langs twee kerken voor je bij de pagode van Bijiang arriveert.  Vooral het kerkje van Laomodei is vaak een gewild foto-object.  De motorrijder stopte daar en zei triomfantelijk, “We zijn er!”  Maar ik legde geduldig uit dat dit niet Bijiang (of Zhiziluo) was, maar het dorp Laomodei.  “Zie maar, er staat hier geen pagoda!”
Zhiziluo is uniek omdat het een vrij groot dorp is op grote hoogte.  Niewkomers valt het op dat zelfs op grote hoogte en schijnbaar onbereikbare plaatsen toch nog overal dorpjes liggen, en elk dorpje heeft zijn eigen kerkgebouw en het opvallende roe kruis.  Maar Zhziluo is meer dan een dorpje: er wonen bijna tweeduizend mensen.  En, volgens herbergier Bo Hua, had het dorp in haar glorietijd wel tien duizend inwoners.  De grotere huizen langs de hoofdstraat werden gebouwd als fabriekjes- hoog in de bergen, wellicht om buiten het geschut van Japanse troepen te blijven.  Waar het dorp begint vind je de drie-verdiepingen pagoda; aan het eind van de verharde weg staat het witgeschilderde kerkgebouw.  Met de verbetering van de wegen komen er meer toeristen, maar de meesten komen even voor een uurtje- om wat foto’s te nemen.  Kortgeleden is er nog een filmploeg uit Hong Kong geweest.  De film heet “Ghost Town”.
“Zhiziluo” betekent waarschijnlijk “zetel van het gerecht”, want dat gaf het dorp zijn oorspronkelijke betekenis.  Acht honderd jaar geleden was er al een dorp met mensen die leefden in hutten van stammetjes en gevlochten matten.  Hogerop de berg wonen mensen nog in zulk soort hutten, maar nu hebben ook die mensen electriciteit!  Bovenop de Gaoligong bergrug (op vierduizend meter hoogte) zie je zelfs electriciteits palen staan!  De overheid probeert de minerheidsgroepen goed te helpen. De meeste mensen zijn van de Lisu stammen, maar in Zhiziluo wonen vooral Nusu.  De Nusu hebben niet een eigen schrift; in de kerk gebruiken ze de Lisu taal waarvoor het schrift was ontworpen door James O. Fraser.  Het heet ook wel het “Lisu Schrift”.  Op de voorgevel van de kerk lijkt het net of ze Romaanse letters schots en scheef hebben aangebracht... maar dat is het Lisu Schrift.  Er staat waarschjinlijk “God houdt van de mensen der wereld”, want dat is wat de Chinese karakters zeggen.

zondag 13 februari 2011

Het Graf van James O. Fraser

We waren mooi op tijd voor de kerkdienst.  De kerkzaal was op be bovenste verdieping.  We moesten maar mooi voorin zitten, werd ons uitgeduid.  En toen we zaten bracht een zuster ons een kopje thee.  Meer mensen dronken thee, en tijdens de dienst waren er regelmatig mensen die even naar achteren liepen om bij te vullen.  De bisschop hield de preek.  Die duurde precies een uur en scheen te gaan over de noodzaak voor dienstbaarheid en dankbaarheid.
In plaats van de kollekte werd er geld uitgedeeld, wellicht door een diaken.  Normaal loopt een gemeente langs de offerkist onder het zingen van “I surrender all”, maar omdat het de laatste zondag van het (Chinese) jaar was, kreeg iedereen in de kerkzaal een briefje van 20 RMB!  We begrepen dat een gemeentelid het geld beschikbaar had gesteld.  De bisschop schudde iedereen z’n hand en gaf dan twee snoepjes, terwijl broeder ouderling rond liep met een grote kamera om alles vast te leggen in digitaal formaat.  Deze broeder zou na de dienst met ons mee gaan naar het Fraser monument.  Ze hadden er voor gezorgd dat er een busje met chauffeur klaar zou staan.
We reden naar het zuiden en kwamen langs het vliegveld van Baoshan.  Na zo’n twintig minuten verlieten we de verharde weg.  Nu ja, de weg was nog steeds hard maar zeker niet glad.  Bovendien bleek de vering van de auto versleten te zijn, en ik begreep nu waarom een gewone taxi hier niet zou willen gaan.  Alles rammelde; meneer Kellogg zou er jaloers op zijn! (Hij gebruikte een vibratiestoel om de darmen van zijn patienten te activeren!)
Na twintig minuten vibratie kwamen we bij de kerk met het monument. Een muur met afgesloten poort beschermt het heiligdom, en alleen de bisschop heeft de sleutel.  Eindelijk hadden we het dan toch gevonden!  Broeder ouderling was een goede gids.  Hij vertelde graag en beantwoorde al onze vragen.  Hij had meegeholpen bij de ‘verhuizing’.  Blijkbaar lag het oorspronkelijke graf op een eroderende helling.  “Volgens mij was Fraser ongeveer zo lang als jij, gezien de lengte van zijn botten!”
Ik nam enkele foto’s en noteerde de lokatie op mijn GPS.  Hiermee kon ik de wereld laten zien (op Google Earth) waar ze het monument kunnen vinden, ter nagedachtenis van een bijzondere dienstknecht van de Heer.  Broeder ouderling vond dat een goed idee; hij wilde graag meer buitenlandse toeristen zien.  Toch vroeg ik me af of zo’n kollossaal monument wel past bij de eenvoudige dienstknecht die James Fraser wilde zijn.  Wellicht is het meer een reflektie van de bouwmeester dan de eigenaar van het gebeente.
Op de terugweg stelde broeder ouderling voor dat we bij hem thuis (in de kerk-school, want hij is een leraar) zouden eten.  In zijn kamer hing alweer zo’n groot portret van de grote bisschop.  En inderdaad, de man kwam zelf ook net voor de maaltijd binnen.  Ook in deze informele omgeving bleef zijn gezicht strak en ernstig staan.  Na de maaltijd gaf broeder-leraar ons een rondleiding door het schoolgebouw.  Hij vertelde ons dat de leerkrachten geen salaris krijgen.  “Hoe we kunnen rond komen; ach, God zorgt voor ons!” De leerlingen betalen schoolgeld, en er is een steunfonds voor hulpbehoevende studenten.  Nadat we dit fonds geholpen hadden namen we afscheid.  Terwijl we de straat uitliepen werden we gepasseerd door broeder-leraar zijn vrouw; op een mooie nieuwe scooter.  God zorgt goed voor ons!

vrijdag 11 februari 2011

De Bischop van Baoshan

De poort zat dicht- op slot.  Maar door een spleet zag mijn vrouw iemand aan het werk.  Zonder aarzeling drukte ik dus op de bel.  We zouden in elk geval kunnen vragen hoe laat de kerkdienst zou beginnen.  Na een korte tijd hoorden we een elektrisch gezoem en konden we naar binnen.  We stonden op een soort binnenplaats of plein, aan drie zijden begrensd door een soort schoolgebouw.  We hadden inderdaad gehoord dat sommige kerken hier een Christelijke school of Bijbelcollege hebben.  Voor China is dat toch wel uniek!

Het duurde een paar minuten voordat we weer iemand zagen.  Een bedrijvig vrouwtje nodigde ons uit om een verdieping naar boven te komen.  Daar mochten we in een wacht- of woonkamer op een bank zitten en kregen we een kop thee.  Twee andere deuren kwamen op deze kamer uit: de keukendeur stond wijd open, maar de deur ernaast stond op een kier.  Dit moest het kantoor zijn van de dominee. Het was niet moelijk voor te stellen hoe hij er uit zou zien: enorme portretten sierden twee van de wanden.  Na zo’n tien minuten zagen we de echte man.  Hij keek net zo streng als op de foto en alles wat hij deed leek statig en koel.  Ik vond het moelijk om te peilen of hij het bezoek van Lao Wai (vreemdelingen) fijn, lastig, of ontzettend vervelend vond.

Om het ijs te breken liet ik een foto zien van James Fraser’s grafmonument.  Had hij dat wel eens gezien? Wist hij waar het stond? Kon hij vertellen in welk dorp het was, zodat we er met een taxi heen konden gaan? Wel, we kwamen op het juiste adres.  De man had het zelf gebouwd! (het monument of ook het kerkgebouw er achter?)  Later leerde ik dat, vooral in deze streek, ‘de kerk’ in de eerste plaats een (heilig) gebouw is van stenen en cement en niet een veradering van Christelijke gelovigen. De dominee vertelde graag hoeveel kerken wel niet onder zijn toezicht en verantwoordelijkheid stonden.  Bovendien was hij belast met het toezicht op de school waar vijfhonderd studenten Christelijk onderwijs ontvangen.  Het was nu stil vanwege de (Chinese) Nieuwjaarsvakantie, en daarom zou er maar één kerkdienst zijn om één uur in de namiddag.

De bischop (je kunt iemand die verantwoordelijk is voor honderden gemeenten toch niet zomaar dominee noemen?) legde uit dat het Fraser grafmonument vrij onbereikbaar is.  Je kunt er niet zomaar met een taxi heen.  Wellicht zou hij er ons persoonlijk brengen, na de dienst.  Ik had van een vriend gehoord dat hij inderdaad persoonlijk met de bischop in zijn jeep naar het monument was gebracht; bijna een uur rijden.  Ik verontschuldigde mij en zei ddat we het niet goed zouden vindden als zo’n belangrijke man zijn kostbare tijd zomaar zou opofferen om allerlei toeristen rond te rijden.  Maar we beloofden om één uur terug te komen.  De bischop zei dat hij wel iiets zou proberen te regelen voor na de dienst.

Op Zoek naar het Rode Kruis

Vanaf het nieuwe busstation in een buitenwijk van Baoshan namen we een taxi naar de stad.  Een vrouwelijke taxichauffeur stopte voor ons.  Toen we de koffers ingeladen hadden en gingen zitten, zei ze, “Vijftien kwai!”  Ik merkte op dat het normale tarief waarschijnlijk slechts zes RMB was.  Toen zuchtte ze en klaagde over de steigende benzineprijzen.  “Nou doe dan maar tien!”

Na enig ronddwalen in de binnenstad vonden we een aardig hotelletje waar we voor zes Euro konden overnachten.  Nadat we ons opgefrist hadden vroeg ik aan de balie waar een christelijke kerk was.  De juffrouw was heel vriendelijke en belde voor inlichtingen naar het overheidsinformatie kantoor.  Toen ze ophing zei ze, “Het spijt me, maar er is geen kerk geregistreerd in deze stad.”  Wat?  Geen kerk in de stad van James O. Fraser?  Heeft de draak dan toch de overhand verkregen? 

We stapten bij een groot luxe hotel binnen en stelden weer dezelfde vraag.  Vijf bedienden dachten daarover na, maar uiteindelijk wisten we van geen kerkgebouw.  We liepen over de straat en door een park.  We stopten verschillende mensen.  De meesten hadden wel eens van “christelijke kerk” gehoord, maar niemand wist van het bestaan van zoiets in hun eigen stad.  Uiteindelijk hebben we het aan een groep politieagenten gevraagd.  Na telefonisch beraad kregen we een vaag adres.

Een vriend in (het stadje) Fugong gaaf verder advies: Je kunt een kerkgebouw vinden in de straat achter het Ming He hotel.  En inderdaad, een kleine kilometer ten zuiden van het drakenkruispunt, aan het einde van een rustig straatje vonden we ons eerste rode kruis!  Goed nieuws voor een gebroken wereld!

donderdag 10 februari 2011

Preken in een Drakenjasje

"Hoe kun je?" zei m'n vriend verbaasd.  De draak is toch het symbool van de grote vijand?  En jij staat hier het Woord van God te verkondigen in een drakenjasje! 
Tja, ik had daar eigenlijk nooit bij stil gestaan!  Een Amerikaanse vriend en Broeder had ook zo'n mandarijnenjasje laten maken.  Hij zei nog, "Net als Hudson Taylor" die ook als Romein onder de Romeinen wilde zijn.
Maar aan de andere kant: Misschien wilden we wel Roomser wezen dan de paus! En het was waar: als je goed keek zaten er inderdaad een drakenpatroon in de gladde zwarte stof!


Er zijn natuurlijk veel bijbelse beelden van slechte mensen en van kwade krachten. Als Genesis spreekt over de chaos van de woeste diepte die God verandert in zijn goede schepping, mag je dan niet matroos worden op de grote vaart?  En als de geit (of bok) als symbool wordt gebruikt voor de goddelozen die niet de Hemel zullen binnengaan, mag je dan geen geiten fokken?


Maar goed; ik heb het drakenjasje niet weer gedragen.  Met het volgende verlof heb ik het maar mee genomen. We willen zeker geen aanstoot geven of onnodige belemmeringen opwerpen voor de voortgang van het Goede Nieuws!


Bovendien- misschien doen we toch ook iets te gemakkelijk over het belang van de symbolen van de boze!  We zien ook niet graag het Kruis van Kristus verbogen of gebroken!  En we zijn opgegroeid in een geseculariseerde samenleving waar ook Christenen vaak te weinig de werkelijkheid van de kwade machten en de strijd in de hemelse gewesten hebben ingezien. James O. Fraser kwam als zendeling naar ZW China, en hij was niet voorbereid op de macht van de Boze die de mensen vaak in geestelijke kettingen vastlegde. Toen hij de Lisu mannen met blite voeten de zwaardenladder zag beklimmen, besefte hij dat de Vijand inderdaad nog grote macht kan uitoefenen!


Dit is nog steeds het geval.  In het boek "The Exploration of Yunnan" kun je lezen hoe ook nu nog vandaag in dezelfde stad (Baoshan) het zwaardklimmen wordt tentoongesteld (pagina 444)!  Als je dan in het centrum van dezelfde stad een groots drakenmonument ziet staan, dan denk je toch... de Draak heeft hier nog grote invloed!